
Naga is een woord voor een mythische slang (of draak), vanuit o.a. het Sanskriet.
Deze houtsnijwerken stellen de naga’s Antaboga en Basuki voor.
De grote Naga’s Antaboga en Basuki zijn beide geboren uit een ei.
Volgens het verhaal kon Gadru, samen met haar zuster Winata, geen kinderen krijgen, waardoor zij zich genoodzaakt zagen om hulp te zoeken bij een hoge priester.
Deze priester gaf aan beide zusters een aantal eieren. Winata kreeg er 1000, Gadru kreeg er twee.
Uit de eieren van Winata kwamen slangen, naga’s , uit de eieren van Gadru kwamen twee vogels.
De ene vogel, genaamd Garuda was groot en sterk. Garuda is wellicht een van de meest bekende en afgebeelde figuren in het Balinese houtsnijwerk. Daarover leest u onder het kopje ‘Garuda’ meer. De andere vogels heet Aruna, was zwak en dun en at alle slangen van Winata op, tot er slechts twee overwaren.
Deze twee slangen groeiden op en werden de Grote Naga’s (slangen) van de onderwereld.
Zij zijn de beschermers van de schildpad Nawasanga. Deze schildpad is ook wel een uitbeelding van de aarde of van het eiland Bali. Op deze manier zijn de slangen ook te zien als beschermers van de wereld (of Bali).
Vaak zijn deze slangen ook afgebeeld bij houtsnijwerken van garuda. De volgorde is dan vaak als volgt: onderaan (de basis) is de schildpad Badawang afgebeeld. Aan beide zijden van de schildpad is dan een slang afgebeeld. Bovenop de schildpad staat Garuda en op de schouders van Garuda zit Vishnu. Zij vormen zo een heilige eenheid en uitbeelding van het universum.
De slangen worden hier afgebeeld met grote, uitpuilende ogen, een dubbele tong, haar en scherpe tanden. Ze zijn geschubd en dragen beiden een kroon met andere sieraden, zoals een halsketting.
Zij lijken vuur te spuwen uit hun mondhoeken.