Een priester: groot en klein

Dit keer bespreken we twee beelden, maar allebei met vrijwel exact dezelfde voorstelling! Wat is het verzamelen van deze beelden toch een genot, wat er valt altijd wel weer wat te ontdekken!

Nu gaat het om twee priesterbeelden, een voorstelling die erg geliefd was onder houtsnijders, maar ook onder de toeristen in de jaren ’30 en nog even daarna.

Deze beide priesters houden een kom vast, waarin heilig water zit. Deze kom, wordt Wadah genoemd. De Wadah wordt gebruikt tijdens diverse ceremonies. Bij één van deze ceremonies gebruikt de priester deze wadah (vaak in combinatie met een lepel of kwastje) om wat van het heilige water over de aanwezigen te sprenkelen, zodat er een spirituele reiniging plaats vindt.

Het uiterlijk van de priesters is vrijwel identiek, zelfs de gezichten en gezichtsuitdrukking is vrijwel identiek. Die gezichten zijn trouwens uitzonderlijk goed gesneden. De vrijwel geheel gesloten ogen, waar een curve zit inde oogleden, de enigszins openstaande mond, waarbij zelfs de tanden zijn te zien, de strak gesneden neus en wenkbrauwen en de complexe vormgeving van de botstructuur in het gezicht, maken het beide meesterwerken, zoals je die nog maar zeer weinig tegenkomt in de jaren ’50 en ’60 in deze stijl. De beelden komen door deze uiterst zorgvuldig uitgewerkte gezichtsuitdrukkingen tot leven en roepen op een mystieke manier sfeer op: de meditatieve staat van de priesters wordt hiermee perfect overgebracht. Een vaardigheid die enorm zeldzaam is.

Ook de kwaliteit van het snijwerk is identiek, waardoor het meer dan aannemelijk is, dat beide beelden door dezelfde houtsnijder zijn gemaakt.

We zien, als we goed kijken, toch enkele verschillen. Dat is het leuke aan dit soort beelden: Ondanks dat zij op het eerste gezicht identiek lijken, is er toch verschil te ontdekken en wordt elk stuk hiermee uniek!

Het kleine beeldje, heeft bijv. priesterkoorden om, welke in detail zijn uitgewerkt. Er zit hier mee detail in, dan bij het grote beeld. Het grote beeld heeft aan deze priesterkoorden aan de onderkant kristallen hangen wat ontbreekt bij het kleine beeldje. Wat meer opvalt, is dat de basis bij beide beelden heel anders is: bij het kleine beeldje is de basis gestileerd en strak vormgegeven, waarbij het gewaad gedrapeerd is over deze basis. De basis van het grotere beeld bevat meer details: het is vormgegeven als ‘rots’ met daarop een tak. Deze vormgeving is ook weer gestileerd: er is weinig duidelijk te zien dat het om een rots en tak ging. Toch weten we dat dit zo is, doordat in oudere catalogi en documenten bij foto’s van beelden met een vergelijkbare basis, bijv. wel eens staat vermeld: ‘vrouw op rots of aan de rivierbedding na het baden’. Deze vormgeving van een basis komt zeker in de jaren ’50 en ’60 vaker voor. Ook de ’tak’ herkennen we als dusdanig wel eens bij andere beelden, bijv. doordat hier een slang omheen is gekruld.

Verder zien we dat bij het grotere beeld de kristallen op de schouders met meer detail zijn uitgewerkt en dat met name de drapering van zijn gewaad aan de achterzijde, met meer welvingen is weergegeven. Deze welvingen lopen door aan de zij- en voorkant. Het beeld wordt hiermee meteen een stuk realistischer en complexer. Het kleinere beeldje is in het gezicht juist weer wat anders: er zijn meer lijnen rondom de wangen te zien, waardoor het lijkt alsof de priester zachtjes spreekt. Geweldig!

Wat we in ieder geval kunnen concluderen: het zijn beide prachtige beelden. Toch levert de houtsnijder bij het kleinere beeldje een nog knappere prestatie: om zo minutieus, zo veel details, symmetrie en sfeer in een beeldje te leggen, vraagt om nog meer vakmanschap, dan wanneer een groter beeld gesneden moet worden. Het vergt een nog hogere beheersing in het hanteren van de gereedschappen en het exact weten te plaatsen van de beitel, maar ook het exact weten in te schatten hoe hard hier met de hamer op geslagen moet worden. De kans op fouten, is bij zo’n klein beeldje, heel groot. Daarom zijn het enkel de beste snijders, die zulke kleine beeldjes perfect weten uit te voeren.

Beide beelden zijn waarschijnlijk zo rond de jaren ’50 / ’60 gemaakt, toen deze houtsoort veelvuldig werd gebruikt in het Balinese houtsnijwerk. Meestal werden hier beelden van hanenvechters, mooie dames of mannen mee gesneden, al dan niet in de vorm van boekensteunen. Priesterbeelden uit deze periode zijn erg zeldzaam, zeker wanneer deze ook nog eens goed zijn gesneden.

De stijl van deze priester beelden kan best wat discussie oproepen: enerzijds zijn beide beelden dusdanig gestileerd en gesneden in een stijl, die erg past bij de latere art deco/ modernisten stijl, die populair was vanaf circa de jaren ’50 en ontstond tegen het einde van de jaren ’40. Er was toen een relatief korte ‘Transitie periode’ ,zoals wij dat noemen, waarin het art deco / modernisten houtsnijwerk dat zo kenmerken was voor de jaren ’30, langzaam van vorm en stijl veranderde. De houtsnijders die deze beelden rond de jaren ’30 sneden, gingen grotendeels over in deze stijl, dat in deze Transitie periode voor hele interessante beelden zorgde. Na de transitieperiode zien we, dat de houtsnijders die uiterst hoogwaardig werk afleverden, ook na de ‘jaren 30 de meest prachtige beelden gingen snijden, maar in een andere stijl. Ook kwamen er vele nieuwe houtsnijders bij, doordat het toerisme steeds verder en steeds explosiever groeide. Hierdoor werden nieuwe houtsnijders vooral nog getraind in het snijden van deze nieuwe stijl en niet meer in het snijden van de stijl die zo populair was rond de jaren ’30 . Ook hier gold weer: door de sterke groei van houtsnijders en de enorme vraag aan houtsnijwerk, ontstonden er ook grotere verschillen in kwaliteit: niet elke houtsnijders had hetzelfde talent en/of ontwikkelde dezelfde vaardigheden. Dat kon allerlei redenen hebben. En soms was het lucratiever om een minder mooi beeld te maken, waarvan er in korte tijd veel gemaakt konden worden.

Maar goed, weer even terug naar de discussie over welke stijl we nu praten: is het de late art deco / modernisten stijl of toch iets anders? De beelden zijn namelijk ook dusdanig gesneden, dat ze zouden kunnen vallen binnen het traditionele, mythologische houtsnijwerk. Juist deze mix van kenmerken, maken dit soort beelden extra interessant, het worden als het ware ‘crossovers’ van stijlen en daarmee een prachtige uiting van het uitgebreide repertoire van de kennis en kunde van de meestersnijder.

Wij kiezen er voor om de beelden binnen de ‘art deco’ categorie in te delen, omdat de beelden erg gestileerd zijn, een meer langgerekte vorm hebben en bepaalde stijlkenmerken, zoals de gevouwen band om het hoofd, hoofdzakelijk voorkomen binnen het art deco/ modernisten werk.

Back to Top